Nieuw licht op prehistorische bijna-vogel

Kon de Anchiornis (Grieks voor bijna-vogel) alleen lopen of ook vliegen? Die vraag stellen wetenschappers zich sinds de vondst van honderden Anchiornis-fossielen in de Chinese provincie Liaoning. Onderzoekers van de universiteit van Hong Kong en de Chinese academie van wetenschappen denken nu dat het uitgestorven dier gevlogen kan hebben.

Door gebruik te maken van de nieuwste lasertechniek hebben zij op tweehonderd fossielen resten van weke delen, zoals spieren zichtbaar gemaakt. Zij vonden een netvormig spierpatroon, dat ook enkele grote vogelsoorten zoals de adelaar en albatros hebben. Hun bevindingen zijn woensdag in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications gepubliceerd.

Glijvlucht

De onderzoekers leiden daaruit af dat de Anchiornis, die zo groot was als een raaf, maar relatief kleine vleugels had, over meer spierkracht beschikte dan tot nu toe werd aangenomen en bovendien in staat was zijn veren te spreiden om een glijvlucht te maken. Daarmee is volgens de onderzoekers meer inzicht ontstaan over de evolutie van dinosaurussen tot vogels.

In 2009 werd in Noordoost-China het eerste Anchiornis-fossiel ontdekt. Sindsdien zijn er honderden aangetroffen, soms met veren en al. Wetenschappers zijn het er over eens dat vogels van de dino's afstammen en de Anchiornis wordt als een transitie in de evolutie gezien. Of hij daardwerkelijk heeft gevlogen, weten de onderzoekers echter niet zeker. Anchiornis had namelijk ook sterk ontwikkelde achterpoten. "Het blijft raadselachtig", aldus professor Wang Xiaoli, een van de auteurs van het artikel.