Kamer voert druk op kabinet op over Xinjiang
De Tweede Kamer spoort met drie moties het kabinet aan om Chinese mensenrechtenschendingen aan te pakken. Maar de kans dat er op korte termijn wat van komt is klein. Toch zijn er best mogelijkheden om ongenoegen over de situatie in Xinjiang kracht bij te zetten.
De eerste motie, ingediend door Tom van den Nieuwenhuijzen, Bram van Ojik (beide GL), Lilianne Ploumen en Kirsten van den Hul (beide PvdA), verzoekt de regering samen met andere lidstaten en bij voorkeur in EU-verband in gesprek te gaan met bedrijven die in Xinjiang producten laten maken om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid om zich in alle gevallen van productie met behulp van dwangarbeid te onthouden.
De tweede motie, ingediend door Sjoerd Sjoerdsma (D66), Martijn van Helvert (CDA), Van Ojik en Stieneke van der Graaf (CU), verzoekt de regering in EU-verband een lijst op te stellen met te sanctioneren personen en bedrijven die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen in Xinjiang, en indien geen toegang wordt gegeven voor onafhankelijk onderzoek in Xinjiang, over te gaan tot het instellen van sancties.
Moties ontraden
De derde motie, ingediend door Van der Graaf, Pieter Omtzigt (CDA), Ploumen, Van den Nieuwenhuijzen en Sjoerdsma, verzoekt de regering zich met EU-lidstaten in te spannen voor de komst van een bewijzenbank naar het voorbeeld van de onderzoekmechanismen voor Syrië en Myanmar, waarin bewijzen van Chinese mensenrechtenschendingen worden verzameld.
Minister-president Mark Rutte ontraadde de twee laatste moties. Hij somde op wat de Nederlandse regering recentelijk al heeft gedaan om de mensenrechtenkwestie in Xinjiang internationaal, maar ook in bilateraal overleg met China aan de orde te stellen. Bovendien wil hij Europese initiatieven op dit gebied afwachten. Desondanks stemde een ruime kamermeerderheid voor alle drie de moties, ook omdat zijn eigen partij VVD zich erachter schaarde.
Groeiend ongeduld
Dat betekent niet dat het kabinet nu onmiddellijk in de benen komt. Mogelijk komt er een initiatief om door dwangarbeid verkregen producten uit Xinjiang tegen te gaan. Maar een bewijzenbank, laat staan een Nederlandse variant van de Amerikaanse Magnitsky-wet zal er niet snel komen. De crux zit hem in de bijzinnen die het kabinet oproepen "zich in te spannen" en "in EU-verband" actie te ondernemen.
Dat wil het kabinet best doen. Maar besluitvorming in Brussel verloopt stroperig. Zolang iedere lidstaat een veto heeft, zullen er niet snel vergaande maatregelen worden genomen. En als het al gebeurt is de kans groot dat het een waterig compromis zal zijn. De indieners van de motie weten dit ook wel. De moties moeten vooral worden gezien in het licht van groeiend ongeduld met de manier waarop de regering met China omgaat.
Consequenties
Het kabinet voelt er niets voor om voor de EU-troepen uit te lopen. In de vorig jaar gepresenteerde China-notitie van het kabinet staat dat de mogelijkheden van de Nederlandse regering om invloed op het beleid van Beijing uit te oefenen klein is. Sterker nog, China laat zich niet meer de les lezen. Kritiek op wat de Chinese overheid als 'binnenlandse aangelegenheden' beschouwt, kan economische en diplomatieke consequenties hebben.
Het kabinet wil zich terecht niet branden aan beleid waarbij de kans op succes klein is, maar die wel grote gevolgen kan hebben. De Kamer lijkt dat niet te (willen) begrijpen. Die spoort het kabinet voortdurend aan om de mensenrechten aan de orde te stellen in alle contacten met Chinese functionarissen. Die strategie is al veertig jaar onsuccesvol en de enige remedie die de parlementariërs en mensenrechtenorganisaties daarvoor presenteren is dat we vaker en luider moeten protesteren.
Schone arbeid
Betekent dat dan dat we ons maar moeten neerleggen bij mensenrechtenschendingen van de Chinese overheid? Nee, er zijn best mogelijkheden om het ongenoegen over bijvoorbeeld de behandeling van de Oeigoerse minderheid niet alleen in woord, maar ook in daad kracht bij te zetten. Nederland heeft weliswaar niets te zeggen over het binnenlands beleid van de Chinese regering; dat betekent echter niet dat wij eraan mee hoeven te werken.
De eerste motie van Van den Nieuwenhuijzen e.a. is daar een goed voorbeeld van. Nederland ontmoedigt de verkoop van producten uit alle landen die door dwangarbeid zijn verkregen, dus waarom zouden we er niet op toezien dat dit ook voor China geldt?
Sancties
Een Europees exportverbod voor producten en diensten die kunnen worden ingezet voor mensenrechtenschendingen is ook zo'n idee dat zich primair richt op 'onze' participatie. We leveren tenslotte ook geen wapens aan landen die in oorlog zijn, of farmaceutica om de doodstraf te voltrekken (zelfs niet aan bondgenoten). Met andere woorden: wij werken niet mee aan wat wij als schendingen van onze normen en waarden beschouwen.
Zo kan Nederland of de EU ervoor kiezen geen producten of diensten te leveren waarvan in redelijkheid kan worden aangenomen dat zij worden gebruikt om mensenrechten te schenden. Dat klinkt overigens eenvoudiger dan het is. Bij het leveren van een waterkanon weet je dat die niet zal worden gebruikt om de plantjes water te geven. Maar bij veel zogeheten dual use-producten, die ook onschuldige toepassingen hebben, is dat al lastiger. Je moet oppassen dat goede bedoelingen dan niet omslaan in een de facto boycot.
Redelijkheid en proportionaliteit
Het idee van een Europese variant van de Magnitsky Act, een Amerikaanse wet die sancties oplegt aan personen en bedrijven die betrokken zijn bij o.a. mensenrechtenschendingen, gaat veel verder. Ook hier is de vraag hoe er invulling aan te geven. Moet dat als een precizie-instrument worden ingezet, met als risico dat alleen lagere functionarissen worden getroffen die toch nooit naar het buitenland reizen of daar bezittingen hebben? Of moet de kring juist breed worden, in het extreemste geval tot het staand comité van het politbureau toe, waarbij de gevolgen groot zullen zijn.
Bij sommige politici bestaat de neiging om de kring van te sanctioneren personen en bedrijven ruim te maken, net zoals zij Chinese bedrijven van onze markt willen weren door het begrip nationale veiligheid op te rekken. Het moedwillig verwarren van een mensenrechten-beleid en een anti-Chinese politiek is echter niet in het belang van Nederland of Europa. We moeten vooral voor ogen houden wat effectief is en realistische verwachtingen hebben wat we in Beijing kunnen bewerkstelligen. Dan organiseren wij tenminste niet onze eigen teleurstelling.
Gerelateerde onderwerpen:
Q&A: Heleen Mees over Finance WarEU-China top "laatste kans" tegen "beloftemoeheid"
Zes vragen over de TikTok-controverse