China worstelt met doden
China heeft niet alleen problemen met zijn bevolkingsgroei, maar ook met zijn overledenen. In en rond de grote steden is sprake van een tekort aan ruimte, waardoor China zijn doden niet meer kan begraven. Het wordt in ieder geval onbetaalbaar.
China is het land van de grote getallen. Jaarlijks sterven een kleine 9,6 miljoen mensen. In 2025 is dat getal naar verwachting bijna verdubbeld (20 miljoen). Om de druk op begraafplaatsen te verlichten is het in veel grote steden al verplicht om overledenen te cremeren in plaats van begraven.
Maar ook een plek voor een urn kan flink in de papieren lopen; volgens The Washington Post kost een plekje op een begraafplaats al snel 12.000 euro.
Voor veel normale Chinezen is dat niet weggelegd. Lokale overheden proberen hen met subsidies te verleiden de as van dierbaren op zee te verstrooien. De Zeemansgraf-bonus kan op sommige plaatsen oplopen tot wel 990 euro.
Daar maken nog niet veel nabestaanden gebruik van. Chinezen zijn gewend hun doden te begraven en zullen niet snel iets doen wat hun voorouders boos kan maken. Dat brengt immers geen geluk. Deze periode is het Qingming-feest, waarin Chinezen geacht worden een dag vrij te nemen om de graven van overledenen te verzorgen en kleine offers als voedsel te brengen.
In Beijing hebben autoriteiten in ieder geval besloten de vierkante meter die per rustplaats voor een urn is gereserveerd enkele centimeters terug te brengen om zo ruimte te besparen.
